Werkgevers kunnen de risico’s van een burn-out niet zomaar afwentelen op een werknemer. In plaats daarvan moet een deugdelijk arbobeleid dit juist zien te voorkomen. Dat is in het kort de uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch in een zaak die FNV Bureau Beroepsziekten (BBZ) had aangespannen namens een werknemer. Deze was door stelselmatige overbelasting volledig arbeidsongeschikt geraakt. BBZ-directeur Marian Schaapman spreekt van een belangrijke uitspraak: “Niet eerder was de rechter zo duidelijk in zijn oordeel. De uitspraak bevestigt het belang van preventief beleid. Werkgevers kunnen zaken niet op hun beloop laten.” Govert Jan Knotter, de advocaat die namens Bureau Beroepsziekten de zaak behandelde: “Van belang is dat het Hof benadrukt dat een werkgever de arbeidsomstandigheden van de werknemer behoort te kennen. En dat hij actief beleid moet voeren om te voorkomen dat de werknemer wordt overbelast en niet pas hoeft in te grijpen nadat deze klachten meldt. In veel gevallen is het dan immers te laat.”
Achtergrond
De cliënt van FNV Bureau Beroepziekten was werkzaam bij een accountantskantoor. Bijna 25 jaar lang maakte hij grote delen van het jaar weken van 60 uur met soms uitschieters van 80 uur. In 1997 brak dat hem definitief op en een jaar later belandde hij in de WAO. In 2001 meldde de man zich bij Bureau Beroepsziekten, dat de zaak vervolgens aanhangig maakte bij de kantonrechter. Die wees de aansprakelijkheid van de werkgever af. In hoger beroep heeft het gerechtshof hem nu echter in het gelijk gesteld. Volgende stap is de vaststelling van schadevergoeding.
